Achter het liedje: Dog House Boogie van Seasick Steve
Lowlove duikt in de aanloop naar Lowlands 2013 in de ontstaansgeschiedenis van liedjes die dit jaar (vrijwel zeker) op het festival gespeeld gaan worden. In deze laatste aflevering: de geschiedenis van ‘Dog House Boogie’ van Seasick Steve.
Eigenlijk past hij helemaal niet in het keurige decor. Oudjaarsavond 2006 zit een zestiger met lange grijze baard tussen het klapvee op BBC2 bij Jools Holland. Iedereen is keurig gekleed, behalve Seasick Steve: spijkerbroekje, een soort houthakkersblouse met bretels en een honkbalpetje. En met zijn driesnarige Trance Wonder-gitaar op zijn schoot.
Hij bespéélt het instrument niet, hij ragt het af. Hij stampt met zijn voeten het ritme bij elkaar. En de 21st century blues man zíngt niet, maar gromt en gruist zoals alleen Tom Waits dat kan.
All my life I been in the dog house
I guess that just where I belong
That just the way the dice roll
Do my dog house song
Er zijn maar weinig songs die het leven van een artiest zo onopgesmukt vertellen als Dog House Boogie. Het vertelt het verhaal over Steven Gene Wold zoals velen dat inmiddels kennen: geboren in 1941 en opgegroeid in Oakland, Californië, totdat zijn stiefvader hem op zijn veertiende het huis uit schopt.
I figured I’d do better on my own
But then followed eleven years of bumb’lin’ around and livin’ kinda hand-in-mouth
De meeste mensen weten niet beter dan dat Seasick Steve dat zijn hele leven deed: zwerven, als dakloze, meeliftend op vrachttreinen door Amerika. Tot hij ineens, inmiddels ver in de zestig, ontdekt werd als muzikant en de wereld veroverde.
De waarheid is iets minder romantisch, maar zeker zo spannend. Want na zijn jaren als dakloze, en na een enkel bezoekje aan de gevangenis, toert hij eind jaren zestig al met bluesmuzikanten. In San Francisco komt hij terecht in de scene rond andere artiesten als Joni Mitchell, en hij leert er onder andere genoeg over geluidstechniek om later platen te kunnen produceren.
Begin jaren zeventig kiest hij opnieuw voor het avontuur. ‘Ik had 110 dollar op zak en een enkeltje Parijs kostte 100 dollar’, vertelt Steve later met smaak. ‘Dus vanaf vliegveld Charles de Gaulle ging het richting centrum, om opnieuw als straatmuzikant mijn geld te verdienen.’
Op die straten ontwikkelt hij zijn geheel eigen stijl. Niet de gelikte blues die in de charts populair is, maar de rauwe en gruizige variant. De reden voor die aanpak? Heel simpel. ‘Heel clean en mooi de gitaar spelen helpt je niet op straat. Je moet een liedje dansbaar en luidruchtig maken, het was gewoon een middel om ervoor te zorgen dat mensen niet wegliepen.’
In de decennia daarna verliet Seasick Steve die straat, maar hij liet zijn blues trance boogie nooit in de steek. Eindeloos zat (en zit) hij thuis te spelen en te grommen, vaak met als enige toeschouwer zijn hond. Vandaar de Dog House Boogie.
And I just keep playin’ my dog house music
Sing the dog house song…!
Aoooh! Ooh oohooh
Het klinkt als het gehuil van de eenzame wolf in het bos. De outcast, de zonderling ook. Het imago dat de buitenwacht van hem heeft. Maar zo wereldvreemd is de zanger nou ook weer niet. Nadat hij zijn Noorse vrouw Elisabeth in 1981 leerde kennen, woonde het paar op 59 verschillende plekken op deze aardbol.
Hij produceerde ruim tachtig platen in hun huis in de buurt van Seattle in de jaren negentig, waaronder een album van Modest Mouse in 1996. Hij kende Kurt Cobain en anderen in de grunge scene. En als keurige burgervader voedde hij ook nog vijf zoons op.
Pas toen een hartaanval in 2004 hem dwong tot een rustiger levensstijl, kwam er ruimte om eindelijk zijn gedroomde debuutplaat op te nemen. Het echtpaar verkaste naar Noorwegen, waar hij in de keuken met een viersporenrecorder het album Dog House Music opnam.
Niemand zou waarschijnlijk van die plaat gehoord hebben, als de organisatoren van een festival in Belfast niet zo aangedrongen hadden op Seasick Steve’s komst. Vanwege de hartaanval had hij een gepland optreden af moeten zeggen. Uiteindelijk reisde hij toch af naar Noord-Ierland, waar iemand hem zag en uitnodigde voor Jools Holland’s Hootenanny show op oudjaarsavond. ‘And all of a sudden I’m like the cat’s miaow!’, verbaast hij zichzelf nog steeds over het ongekende succes dat volgde.
Glastonbury, Royal Albert Hall, Fuji Rock, Lowlands en Pinkpop: Seasick Steve kwam, zag en overwon. Zelf gelooft hij nog steeds dat het een keer ophoudt, dat succes. Dus is hij oprecht verbaasd dat de uitnodigingen blijven komen. En blijft hij de dankbare, eenvoudige muzikant die gewoon doet wat hij altijd is blijven doen.
But I always did pick on the guitar; I used to put the hat out for spare change
But now I’m makin’ this here record and I’m still tryin’ to get your spare change
I don’t know what went wrong but it ain’t bad now
And I just keep playin’ my dog house music
Nog geen reacties. Ben jij de eerste?
U kunt niet meer reageren.