Lowlove is gestopt en wordt sinds eind 2015 niet meer bijgewerkt.
Je kunt nog wel gewoon alle oude artikelen lezen en onder Historie rondneuzen en nagenieten van de vorige edities van Lowlands. Wil je meer weten, kun je hier verder lezen.

Achter het liedje: ‘Tenere’ van Bombino

Lowlove duikt in de aanloop naar Lowlands 2013 in de ontstaansgeschiedenis van liedjes die dit jaar (vrijwel zeker) op het festival gespeeld gaan worden. In deze vierde aflevering: de geschiedenis van ‘Tenere’ van Bombino.

“Artiesten zijn, na de armen, altijd de eerste slachtoffers.” Het zijn woorden van Bombino, echte naam Omara Moctar, die enkele jaren geleden wereldwijd bekend werd met zijn zachte stem, zijn virtuose, ‘droge’ gitaarspel en het bijzondere verhaal erachter. Hij zingt in het liedje ‘Tenere’ het verhaal van zijn volk, de Toeareg, nomaden die de woestijnen van Noord-Afrika doorkruisen. Tenere, dat is het woord dat de Toeareg hebben voor de woestijn. Het is ook de naam die gegeven wordt aan het zuidelijke stuk van de Sahara, 400.000 vierkante kilometer tussen het noordoosten van Niger en het westen van Tsjaad.


View Larger Map

We gaan terug naar 1992. Een twaalfjarig jongetje zit in het huis van familieleden in Algerije. Ze wonen hier niet. Eigenlijk wonen de Toeareg nergens écht – landsgrenzen bestaan niet voor ze, autoriteiten al helemaal niet. Ze zijn in elk land een minderheid, maar in delen van de Sahara een meerderheid. Ze hechten sterk aan hun onafhankelijkheid.

Er is een ‘thuis’, dat wel: Agadez, een stad in het midden van Niger. Maar Niger is het jongetje samen met zijn vader en oma ontvlucht omdat Toearegrebellen in Mali en Niger met geweld proberen een eigen staat af te dwingen. Ze zijn daarom naar Algerije uitgeweken en belandden hier, in dit huis.

Er ligt een gitaar. Hij heeft zo’n instrument nog nooit vastgehad, maar de aanblik ervan fascineert hem al. De gitaar is achtergelaten door een neef, die terug zal komen, maar er niets van zal merken als Omara het nu oppakt en er even op speelt. Hij zet cassettebandjes en video’s op en speelt na wat hij hoort en ziet. Jimi Hendrix, Dire Straits (met Mark Knopfler op de gitaar) en de Malinese gitarist (en legende) Ali Farka Toure.

Zo leert Omara Moctar zijn instrument kennen.

Drie jaar later is Niger veilig genoeg om terug te keren. Omara gaat echter niet rechtstreeks naar Agadez: hij neemt een omweg via Niamey, een stad in het zuidwestelijke puntje van het land. Daar woont een oom die veel muziekinstrumenten heeft. Omara krijgt van hem een mondharmonica cadeau, die hij weer ruilt voor een gitaar – de eerste die echt van hem is.

Hij speelt er dag en nacht op en voegt zich in Agadez bij een groep oudere, ervaren muzikanten. Die geven hem als hij vijftien is zijn bijnaam (later zijn artiestennaam): Bombino, naar het Italiaanse woord voor kind, bambino.

Het gaat een aantal jaren goed. In het midden van de jaren negentig is Niger democratischer geworden. Het is gangbaar geworden dat politieke partijen muzikanten ‘in dienst nemen’. De overeenkomst is simpel: de muzikanten krijgen geld voor instrumenten, de partijen mogen ze uithuren voor optredens op trouwerijen en politieke bijeenkomsten.

Maar in 2007 verandert alles weer. Opnieuw laait het geweld op tussen Toearegrebellen en het regeringsleger. (Hoe onlosmakelijk politiek en muziek met elkaar verbonden zijn, is ook in de taal duidelijk: het woord ‘ishumar’, dat een muziekstijl van de Toeareg aanduidt, wordt automatisch een synoniem voor ‘rebellen’.)

De gitaar is hét ultieme symbool van de rebellie die volgens de regering uitgebannen dient te worden. Bombino slaat wederom op de vlucht. Twee bandleden ontkomen niet: zij worden geëxecuteerd.

Weer twee jaar later. Een Amerikaanse documentairemaker, Ron Wyman, is in Afrika en hoort de muziek van Bombino in de auto van zijn chauffeur. Hij besluit hem op te speuren om er een film over te maken. Die film, Agadez, the Music and the Rebellion, en het album dat ze vervolgens opnemen, maken Bombino wereldwijd bekend.

Zijn debuutalbum noemt hij simpelweg Agadez, naar de stad waar hij vandaan komt en gelukkig in 2010 weer naar kan terugkeren, dit keer als een beroemdheid en – vanwege de ontberingen die hij voor zijn muziek moest doorstaan – de stem van zijn generatie. Op dat album belandt ‘Tenere’, een van zijn vele eerbetuigingen aan de woestijn:

We leven op de mooiste plek
En de moeilijkste plek om te leven
Grote, open ruimtes van de woestijn

Na zijn terugkeer in Agadez mag hij een groot concert geven in de grote moskee van de stad. Daar vieren meer dan duizend mensen dat er een einde is gekomen aan het conflict. Ze feesten en dansen – waarmee in Omara’s eigen opvatting ook meteen vaststaat wat voor soort muziek hij maakt: “In de woestijn kennen we maar twee soorten. Als je ernaar wil luisteren, is het blues. Als je erop wil bewegen, is het rock.”

Illustratie: Anne Steenbergen

Nog geen reacties. Ben jij de eerste?

U kunt niet meer reageren.